22 januari 2015

(Raads)bijdrage Schuldhulpverlening

Voorzitter,

Allereerst wil ik de portefeuillehouder en ambtenaren bedanken voor het vele werk dat aan het vervaardigen van de voor vanavond geagendeerde stukken moest worden verricht.

De SGP-fractie trekt zich het lot aan van de zwakkeren in de samenleving. Naast alles wat over medemenselijkheid en een sociale attitude valt te zeggen dient toch ook te worden opgemerkt dat de hulp aan zwakkeren óók een overheidstaak is. Weliswaar zijn er veel burgers die zich het lot van anderen aantrekken, toch zijn bepaalde taken wettelijk aan de Gemeente voorbehouden en daaronder valt ook de schuldhulp. Immers, als zelfs de Gemeente zich niet om hen zou bekommeren, wie dan wel? Toch moet het bij het beleid voor de zwakkeren niet primair gaan om een wettelijke of morele verplichting maar veel meer om oprechte belangstelling in het lot van  anderen met wie het om wat voor reden dan ook niet zó is gelopen als wellicht door hen gewenst was. Kortom, de vraag: “ben ik mijns broeders hoeder?” dient in positieve zin beantwoord te worden. Die beweging is ook één van de basiswaarden in de Participatiesamenleving en dat niet primair wettelijk afgedwongen maar veel meer vanuit een attitude die oprechte belangstelling in de ander demonstreert.

Vanavond gaat het in dit debat over de financieel zwakkeren. Het is goed dat daaraan veel aandacht wordt besteed en dat de gemeente met name ook inzet op preventie en vroegsignalering. Voorkomen is immers beter dan genezen! De praktijk laat zien dat de factor “tijd “ een bovengemiddeld relevant aspect is bij de bestrijding van armoede en dientengevolge sociale uitsluiting.

De fractie van de SGP heeft naar aanleiding van de gewisselde stukken een vijftal verzoeken aan de wethouder.

  1. Uit het jaarverslag van Plangroep over 2013 (blz. 5 bovenaan) blijkt dat relatief veel burgers (het gaat over enkele tientallen) die zich hebben aangemeld voor schuldhulpverlening al weer uitstappen vóórdat het proces van schuldhulpverlening daadwerkelijk is gestart. De nood was kennelijk bij hen dermate groot, dat zij zich wél hebben gemeld, maar vervolgens om onbekende redenen toch niet de wil, de moed of het doorzettingsvermogen hadden om vervolgstappen te zetten. De SGP-fractie zou aan de wethouder willen vragen of hij wil toezeggen dat hij bij wijze van proef bij een aantal van die vroege uitstappers (bij voorbeeld een 10 tot 20 burgers) een huisbezoek laat brengen zodat in een één op één gesprek nagegaan kan worden of hulpverlening toch niet beter voortgezet kan worden. Het gaat de SGP-fractie er om of nagegaan kan worden waarom men niet verder wil. Kan in die gevallen de Gemeente nog iets betekenen en kunnen we zodoende erger voorkomen? Daar gaat het de SGP-fractie om. De facto betekent het voorgaande een pleidooi voor een vorm van preventie in de executieve fase.

  2. Financiële problemen bestaan niet alleen bij ouders maar leggen een loden last op het gehele gezin en werken door naar kinderen. In dit verband wil de fractie van de SGP graag extra aandacht vragen voor gezinnen met jonge kinderen. Hetgeen op blz. 16 van het beleidskader wordt opgemerkt over het ontbreken van een op kinderen gerichte aanpak baart de fractie zorgen en de SGP-fractie wil u dan ook vragen of u aan deze problematiek topprioriteit zou willen geven en daarover de Raad voor het zomerreces 2015 informeren. Verder verwijs ik voor de zorgen die ik over deze specifieke groep heb, naar mijn bijdrage tijdens de commissievergadering van 8 januari jl.

  3. In het debat over schuldhulpverlening dat vorig jaar is gevoerd onder andere naar aanleiding van het Rekenkamerrapport heeft de SGP-fractie gevraagd of afgewezen verzoeken na afwijzing nog worden gemonitord? Het antwoord daarop – zo heb ik de portefeuillehouder verstaan – luidde bevestigend. Kunt u iets van de uitkomst van dat monitoren meedelen?

  4. Op blz. 15 van het beleidskader wordt opgemerkt: “Er wordt daarom een preventieplan opgesteld dat binnenkort wordt vastgesteld.” Kan de portefeuillehouder aangeven wanneer dat document de Raad zal bereiken? Is er ook reeds iets van de contouren van dat preventieplan te melden?

  5. In het verlengde van en in aanvulling op mijn verzoek over het verschijnen van het preventieplan valt mij op dat het jaarverslag van Plangroep de facto vermeldt dat preventie eigenlijk een soort doekje voor het bloeden is aangezien slechts in zes gevallen (!) (zie blz. 16 onderaan jaarverslag Plangroep 2013) gebruik is gemaakt van de faciliteiten puinruimdagen (4 x) en de budget cursus (2 x). Wil de wethouder toezeggen dat met name op het gebied van preventie nog andere en nadere initiatieven worden ontwikkeld?

Graag een reactie van de wethouder op deze punten.