2 november 2023
AB 2023 'Jobs geluk'
Voorzitter, raadsleden, college en andere luisteraars.
Waarom slaan wij deze jaarlijks terugkerende Algemene Beschouwingen (AB) eigenlijk niet gewoon over? Nou, als dat zou kunnen, hoor ik wellicht iemand van jullie in gedachten zeggen. En misschien zijn er meer die er zo over denken. Ik begrijp die gedachte enerzijds, maar zie toch reden om na vorig jaar vandaag geen punt te zetten.
Of het onder het genot van een biertje was, weet ik niet meer. Het was in elk geval in de periode na de algemene beschouwingen vorig jaar. Ik sprak toen met een van jullie over het verval dat we zien in de samenleving. De toename van de maatschappelijke problemen. En ook de gebeurtenissen op het wereldtoneel. “Het gaat alleen maar erger worden”, zei mijn gesprekspartner. En hij heeft gelijk gekregen.
Best wel begrijpelijk dat het momenteel steeds gaat over bestaanszekerheid. Afgelopen zaterdag weidde de NOS er zelfs een speciaal artikel aan. Het gaat, zo schreef de SGP in haar schriftelijke Algemene Beschouwingen, bij bestaanszekerheid over een bestaan met voldoende en voorspelbaar inkomen, een woning, toegang tot onderwijs en zorg. Maar ook zaken als veiligheid, vervoer en milieu horen daarbij. Zaken die ook in de begrotingsstukken terugkomen en waar wij in de schriftelijke algemene beschouwingen aandacht aan hebben gegeven en die ik nu dan ook niet herhaal.
De zojuist benoemde zaken kunnen echter onder druk komen te staan of door omstandigheden ons zelfs als heel betrekkelijk voorkomen. En wat houden we dan over? Dat lijkt me een vraag van levensbelang. Het brengt mij bij het levensverhaal van een man waar ik graag iets van wil doorgeven.
Waar hij precies heeft gewoond, daarover zijn de meningen verdeeld. Vermoedelijk was het op een plek in Noord-Arabië. Zelfs de periode waarin hij leefde, is niet exact bekend. Wat ik wel weet, is dat hij een bekend bestuurder van een stad was en veel respect kreeg van zijn mede inwoners. Hij was schatrijk en misschien wel de grootste veehouder uit die tijd met veel personeel in dienst. Hij verzette zich tegen sociaal onrecht en nam het op voor de zwakken. Ook beschermde hij de vreemdelingen. Het ging hem voor de wind.
Tot op de dag dat hij van de ene in de andere ellende werd gestort. De ene onheilsbode was nog niet uitgepraat of de volgende stond voor zijn deur. Het begon met het bericht dat zijn kinderen, die geregeld bij elkaar gingen eten, allemaal stierven doordat het huis waarin zij zich bevonden door een rukwind instortte. Op twee andere plaatsen werd door verschillende bedoeïenenstammen het personeel vermoord en het vee geroofd. Het overige nog in leven zijnde vee stierf die dag door de bliksem in een vreselijk onweer. En tot overmaat van ramp werd hij kort daarna zeer ernstig ziek.
Hij zal vast gewenst hebben dat zijn vrouw hem tot steun was, maar zij maakte zijn lijden alleen maar erger. Omdat zij wist dat haar man gelovig was, zei ze zoiets als; zeg God vaarwel en maak een eind aan je leven. Misschien veerde hij even op toen daar zijn drie beste vrienden aankwamen. ‘Van je vrienden moet je het hebben’, toch? Ze gingen bij hem zitten, zeven dagen lang en...zwegen. Vervolgens vroegen ze zich hardop af: waarom overkomt onze vriend dit? Had hij dit te wijten aan zichzelf? Ze hadden hun oordeel al klaar en brachten geen troost, maar ook zij maakten zijn lijden zwaarder.
Toch riep Job, want zo heet hij, na dit alles uit: ‘Ik weet, mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan’. Wat bedoelde Job hiermee? Ondanks dat al het zichtbare in zijn leven wankelde, greep hij moed. Hij beleed dat Jezus, de Zoon van God, de hoop en vrede van zijn bestaan was. Ook geeft hij er blijk van dat hij erop vertrouwde dat hij na zijn dood de eeuwige vrede zou genieten bij God.
Hoe het verder is gegaan met Job, kun je lezen in het gelijknamige Bijbelboek. Daarin staat o.a. dat hij van wat hij aan bezit verloren had, het dubbele heeft teruggekregen. Verder kun je in de 42 hoofdstukken de uitgebreide algemene beschouwingen van Job en zijn vrienden teruglezen. Ook die van een vierde vriend. De jongste, die pas toen de drie oudere vrienden zwegen, wijze woorden sprak. Toen echter God Zijn bijzondere beschouwingen gaf, zwegen zij allen.
Ik kom aan het slot van mijn bijdrage. Een jobstijding krijgen, is een uitdrukking die zijn oorsprong vindt in deze geschiedenis. Je gunt dat niemand. Wat u wellicht minder of niet bekend was, is Jobs geluk! Dat oversteeg uiteindelijk alle ellende. Hij had een onwankelbaar houvast gevonden in God. Bestaanszekerheid met een hoofdletter noem ik dat.
Terug naar de begroting. Als ik let op wat daarin is genoemd en kijk naar wat er in de afgelopen jaren is gerealiseerd, concludeer ik dat ons veel gegeven is. Ik benoem ook graag de goede sfeer waarin we mogen samenwerken in deze raad. Dat kan ook anders. Er is veel om dankbaar voor te zijn. Belangrijke vraag: zijn we dat ook?
Dit doet mij terugdenken aan de tijd dat mijn oma nog zelfstandig thuis kon wonen. Wij aten dan vaak zondagsmiddags samen met haar. Er stond altijd muziek aan. Haar lievelings-CD was er een met muziek en gedichten. Laatst kwamen ze ook weer voorbij, op haar nieuwe, eigen kamer in Salem. Ik twijfelde of het een goed slot zou zijn van deze bijdrage. Maar het feit dat mijn oma de muziek altijd liet aanstaan, ongeacht wie er binnenkwam, gaf de doorslag om het hele gedicht met u te delen. Dat is dan meteen het einde van mijn bijdrage. Ik dank u alvast voor uw aandacht!
Er is zoveel om voor te danken
Nog zoveel reden voor een lied
Nog zoveel blijdschap te verklanken
Maar…. waarom doen wij dat dan niet?
Was onze weg voor God verborgen?
Of ging ons recht aan Hem voorbij?
Wou hij niet altijd voor ons zorgen; ging Hij niet mee, met u en mij?
Laat nooit door duizend ergernissen, de vreugde voor u verloren gaan.
We zouden zoveel blijdschap missen en zoveel goedheid niet verstaan.
God, geef ons woorden om te zingen. God, geef ons weer een blijde lach. Geef ons nog vreugde om de dingen die wij ontvangen, iedere dag.
(Andre Troost)
Daan Kardol Fractievoorzitter