6 mei 2015
Minimabeleid
Minimabeleid
De groep van personen die het niet meer lukt om de financiële eindjes aan elkaar te knopen is gedurende de laatste twee kabinetsperioden relatief fors toegenomen. Meer dan ooit werd er in de afgelopen jaren door burgers een beroep gedaan op schuldsaneringsmogelijkheden en op voorzieningen als de voedselbank en vergelijkbare nuttige en - helaas - noodzakelijke sociale initiatieven. Eigenlijk is het beschamend om te moeten constateren dat ondanks de enorme welvaart waarvan in Nederland sprake is, toch een relatief groot deel van de bevolking daarvan niet profiteert. Het is zelfs zo dat het aantal personen dat het niet meer lukt om met de beschikbare financiële middelen rond te komen, na het uitbreken van de crisis tot en met 2013 fors is gegroeid. Pas vanaf 2014 is een lichte verbetering te zien. In 2015 zal naar verwachting een verdere verbetering plaatsvinden maar ook dan zijn we er nog lang niet. Men zou overigens mogen verwachten dat, nu door Haagse politici (vooral in de aanloop naar verkiezingen) herhaaldelijk wordt beweerd dat we de crisis écht achter ons hebben gelaten en dat er weer sprake is van economische groei, de minima daarvan als eersten de vruchten zouden moeten plukken. Zij hebben immers meer dan de midden- en hogere inkomens de gevolgen van de crisis gevoeld. De feiten laten echter een ander beeld zien. De groep minima is gegroeid evenals het aantal personen waarbij sprake is van problematische schulden. Het onderscheid dat ik hier aanbreng tussen minima en burgers die te kampen hebben met problematische schulden heeft te maken met het feit dat ook personen met inkomens op modaal niveau en hoger te maken kunnen hebben financiële verplichtingen die zij niet langer kunnen nakomen. Te denken valt aan burgers die hypothecaire verplichtingen hebben die zij ten gevolge van werkeloosheid, langdurige ziekte of echtscheiding niet meer na kunnen komen en die een inkomen hebben dat weliswaar (sterk) is verminderd maar zich nog steeds (ver) boven modaal bevindt. De verkoop van het eigen huis dat “onder water staat” is dan vaak het begin van veel narigheid. Hierna duid ik de minima en de degenen die problematische schulden hebben aan als de financieel zwakkeren.
Inmiddels zijn de eerdere economische groeiramingen naar boven bijgesteld en wanneer het door velen geëtaleerde optimisme realiteit zal blijken te zijn zou verwacht mogen worden dat zij die het meest hebben geleden van de crisis, ook als eersten mogen “meedelen” in de effecten van de economische groei. Uit niets blijkt echter dat eindelijk door het kabinet eens iets gedaan zal worden aan de problematiek van de financieel zwakkeren. Het blijft hooguit bij wat gedoe in de marge. De reden waarom ik hiervoor sprak over het kabinet en (nog) niet over de gemeenten, heeft te maken met het feit dat inkomensbeleid centraal (dus “Haags”) overheidsbeleid is. Het is derhalve niet de bedoeling dat er plaatselijk inkomensbeleid gevoerd zal worden. Wel kunnen er plaatselijk initiatieven worden ondernomen en oplossingen worden bedacht die de nood van de financieel zwakkeren zoveel mogelijk lenigen.
De SGP-fractie trekt zich het lot van de financieel zwakkeren in de Ridderkerkse samenleving zeer aan. Wanneer een burger zich in een uitzichtloze financiële situatie bevindt en weet dat de kans op verbetering van zijn situatie nihil is, moet dat voor die burger ongelooflijk deprimerend zijn. Daarom is het goed dat er, nu door de Haagse politici te weinig is gedaan voor de financieel zwakkeren, plaatselijk actie wordt ondernomen. De SGP-fractie heeft vorig jaar het initiatief genomen om een speciale commissievergadering te beleggen om als Gemeenteraad eens goed na te denken over de mogelijkheden om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de problemen die de financieel zwakkeren ervaren (motie nr. 2014-35 van Kees van der Duijn Schouten). Concreet: hoe kunnen we op een verantwoorde manier, plaatselijk zo veel mogelijk doen om de financieel zwakkeren tegemoet komen. De uitkomst van die commissievergadering wordt gebruikt om met beleidsvoorstellen te komen die er daadwerkelijk toe doen, dus beleid waar financieel zwakkeren écht wat van gaan merken. Dat moet geen hap snap beleid zijn maar helder geformuleerd beleid zodat een ieder weet waar hij of zij aan toe is. Dat beleid moet wezenlijk bijdragen aan het structureel oplossen van de problemen van de financieel zwakkeren. De SGP-fractie heeft in dat verband extra aandacht gevraagd voor gezinnen met (jonge) kinderen. Kinderen mogen niet “het kind van de rekening” worden. Ook de toegang tot de schuldsanering moet veel meer bekend worden bij die burgers die ervoor in aanmerking komen. Daarnaast moeten de meest kwetsbaren direct en op een toereikende manier geholpen worden en moet geprobeerd worden om de financieel zwakkeren beter te bereiken, waarbij uiteraard niemand wordt gedwongen. Wie niet geholpen wil worden en anderen daarmee niet schaadt wordt niet tot het aannemen van "hulp" verplicht..
De Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening verplicht de gemeenten om hun rol te pakken bij de bestrijding van armoede. Voor de SGP-fractie is het van groot belang dat de gemeente inzet op preventie en vroegsignalering. Voorkomen is immers beter dan genezen! Het initiatief dat tijdens de laatste Raadsvergadering op tafel kwam - en werd aangenomen - om de plaatselijke kledingbank te helpen de organisatie (financieel) op orde te krijgen, maakt duidelijk dat de Raad in meerderheid van mening is dat niet zondermeer gelden aan organisaties of instellingen toegekend moeten worden maar dat goed gekeken moet worden naar nut, noodzaak, het financiële huishoudboekje van de instelling en de besteding van de aanwezige middelen. Op die wijze kan er op een verantwoorde en transparante wijze worden omgegaan met het plaatselijke gemeenschapsgeld.
De gemeente hoort een “schild voor de zwakkeren te zijn”, ook voor de financieel zwakkeren. De SGP-fractie gaat daar voor!
Arie van Eijsden, SGP-fractielid
(Uit: De Combinatie, 06-mei-2015)